Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet verontreiniging oppervlaktewateren

 

Artikel 19
1
Voor de heffing geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd.
2
Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.
3
De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.
4
Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot:
a
het zuurstofverbruik het jaarlijks verbruik van 54,8 kilogram zuurstof;
b
de gewichtshoeveelheden van de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink 1,00 kilogram;
c
de gewichtshoeveelheden van de groep van stoffen arseen, kwik en cadmium 0,100 kilogram;
d
de gewichtshoeveelheden van de stof chloride 650 kilogram;
e
de gewichtshoeveelheden van de stof sulfaat 650 kilogram;
f
de gewichtshoeveelheden van de stof fosfor 20,0 kilogram.
5
Een kwaliteitsbeheerder kan bepalen dat:
a
de gewichtshoeveelheden met betrekking tot één of meer van de in het vierde lid, onderdelen b tot en met f bedoelde stoffen niet worden onderworpen aan de heffing;
b
het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de gewichtshoeveelheden van één of meer van de in het vierde lid, onderdelen b tot en met f bedoelde stoffen tot minimaal nihil wordt verminderd op een door hem vast te stellen wijze;
c
het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de gewichtshoeveelheden van één of meer van de in het vierde lid, onderdelen b tot en met f bedoelde stoffen op nihil wordt gesteld indien dit aantal, na toepassing van het bepaalde krachtens de onderdelen a en b, niet uitgaat boven een door hem vast te stellen aantal vervuilingseenheden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •